Nul- en eindsituatie bodemonderzoek

Milieuregelgeving kan een nulsituatie- en/of een eindsituatie-bodemonderzoek voorschrijven. Het nulsituatiebodemonderzoek is bedoeld om de bodemkwaliteit op de plaats waar bodemverontreininging kan ontstaan vast te leggen. Het eindsituatie-bodemonderzoek wordt na beëindiging van de werkzaamheden uitgevoerd. De resultaten worden onderling vergeleken.

Wanneer is een nulsituatiebodemonderzoek nodig?

Het uitvoeren van een nul- en eindsituatiebodemonderzoek is verplicht als het bedrijf bodembedreigende activiteiten uitvoert. De Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) geeft aan of een activiteit bodembedreigend is. Als een bedrijf naar de mening van Omgevingsdienst IJmond bodembedreigende activiteiten uitvoert, is een nul- en eindsituatiebodemonderzoek noodzakelijk.

Wat houdt een nulsituatiebodemonderzoek in?

Het onderzoek kan beperkt blijven tot locaties waar bodembedreigende activiteiten plaatsvinden. Voor de uitvoering van het nulsituatiebodemonderzoek kan gebruik worden gemaakt van het protocol "Bodemonderzoek milieuvergunningen en BSB, met protocol voor gecombineerd bodemonderzoek", uit 1993. Het rapport van het nulsituatiebodemonderzoek moet in ieder geval de volgende informatie bevatten:

  • informatie over bodembedreigende activiteiten binnen het bedijf, bestaande voorzieningen, bodemopbouw en juridische situatie
  • een plattegrond van het bedrijf met aanduiding van bodembedreigende activiteiten, stroomrichting grondwater en boorplan
  • een overzicht van de analyseresultaten, mengmonsters en monstername dieptes

Als in het verleden al een bodemonderzoek is uitgevoerd, kunt u het bij ons indienen als nulsituatie-bodemonderzoek. Wij besluiten of het bodemonderzoek inhoudelijk voldoet.

Wat houdt een eindsituatiebodemonderzoek in?

Als een nulsituatiebodemonderzoek is uitgevoerd, moet bij bedrijfsbeëindiging altijd een eindsituatie- bodemonderzoek worden uitgevoerd. Het eindsituatie-bodemonderzoek is een herhaling van het nulsituatiebodemonderzoek. De resultaten van beide onderzoeken worden vergeleken. Als blijkt dat de bodemkwaliteit is verslechterd, dan is de vergunninghouder hier verantwoordelijk voor. De vergunninghouder zal de bodemverontreinging ongedaan moeten maken.

In een andere situatie is het uitvoeren van een nul- en eindsituatiebodemonderzoek in het belang van de vergunninghouder. Als bij het nulsituatiebodemonderzoek bodemverontreiniging is aangetroffen en na vergelijking van de resultaten van het eindsituatieonderzoek blijkt geen toename van bodemverontreiniging, kan de vergunninghouder niet aansprakelijk worden gesteld voor de bodemverontreiniging.